Locatie

Zeijerveld

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Streek met verspreide bewoning in de gemeente Assen (tot 1998 Vries) ten zuidwesten van Zeijen, ten noorden van Zeijerveen en ten noordwesten van Assen. Ontginningsgebied sinds 1908 met zgn. ontginningsboerderijen, waaronder 'De Puszta', ''t Haesveld', 'Delihoeve', 'Serdanghoeve', 'Oud Veen' en 'Cremerhoeve'. Door het gebied, dat bestaat uit grote percelen bouw- en weiland, loopt de Minister Cremerstraat.

De streek wordt gekenmerkt door verspreide boerderijen, arbeiderswoningen, bomen langs rechte wegen en kanaalkaden. Dit patroon ontstond begin 20e eeuw op initiatief van oud-minister van Koloniën J.Th. Cremer uit Zandvoort. Hij kocht in 1907 van zestig Zeijer boeren 620 ha woeste grond voor 100 gulden per ha en liet de Heidemaatschappij een ontwikkelingsplan maken en uitvoeren. Het Zeijerveld was een van de eerste grootschalige ontginningsprojecten van de Heidemij, die na de invoering van de kunstmest ter hand werd genomen. De verkaveling werd gekenmerkt door ca. 2,5 km lange en 30 m smalle stroken, ontstaan als gevolg van een zgn. 'torenverkaveling', gericht op de toren van Vries. Vanuit de Drentsche Hoofdvaart werd een kanaal aangelegd voor het transport van grondstoffen en producten. Voor de ontginning maakte men eerst gebruik van paarden- en ossenkracht, later van een stoomploeg. In 1908-1915 werden langs en in de omgeving van dit kanaal zestien boerderijen (20-45 ha) en 25 landarbeiderswoningen gebouwd. De pachters kwamen vooral uit Friesland, Noord- en Zuid-Holland en Zeeland. Zij experimenteerden in samenwerking met de rijkslandbouwleraar met nieuwe gewassen en meststoffen. Daardoor werd het Zeijerveld een landbouwgebied met veel uitstraling.

Aanvankelijk was het slechts te bereiken via zandwegen en het kanaal (schepen tot 10 ton). In 1930 werd de weg verhard en het kanaal verbeterd. In het gebied openbaarde zich een ziekte in de rogge door kopergebrek, in 1924 ontdekt en bestreden door de landbouwleraar J. Elema. Dergelijke ontdekkingen waren van groot economisch belang, omdat juist in de crisisjaren (1920-1940) de ontginningsboeren van deze zgn. ontginningsziekten de eerste economische slachtoffers waren. Aan de noordoostkant van het Zeijerveld staat het pand 'Huis te Zeijen' tegenover de 'Cremerhoeve', ten zuidwesten ervan aan de Minister Cremerstraat het pand 'De Tumuli', Aan de noordrand van het veld ligt het bosje Vorenkamp. Hierin zijn sporen van een 12e-eeuwse ontginning aangetroffen, die later weer is verlaten. Hier stonden waarschijnlijk één of enkele boerderijen, maar in elk geval geen buurtschap. Bij de ontginningswerkzaamheden heeft men Vorenkamp gespaard, temeer omdat nog niet opgehelderd was waarom en wanneer deze nederzetting verlaten is.

Aan de westzijde van het veld staat de Lebstaok in een knik in de grens met de gemeente Noordenveld, hier liep vroeger de grens tussen de marken. Overige bezienswaardigheden: een verplaatsbare en demontabele houten poldermolen (tjasker; ca. 1930). [Schaafsma]

Lit.: A. van Oorschot en P. Zuurbier, Knapzakroute Zeyen (Assen 1995; 4e druk); K. Dilling, De ontginning van het Zeijerveld ('s-Gravenhage 1915).