Instrumenten die dienen om de windrichting aan te wijzen.
Bestaan gewoonlijk uit door de wind beweegbare en om een as draaibare objecten in het verticale vlak (met hoogstens enige ruimtelijke uitbreiding loodrecht daarop). De bevestiging is zodanig dat de as het oppervlak niet in twee gelijke delen verdeelt. De wijzer stelt zich zo in dat het grootste oppervlak van de wind af wijst. Om uitslijting te voorkomen, is gewoonlijk een tegenwicht aangebracht aan de zijde van het lichtste deel van het oppervlak. Vanwege hun functie worden windwijzers hoog geplaatst, ze worden dan ook vooral op kerktorens aangetroffen. De vorm van de vanen varieert. Het bekendst is de haan (symbool van het glorende licht en waakzaamheid), maar ook andere dierfiguren of voorwerpen van diverse vorm komen voor. In verreweg de meeste gevallen van de monumentale kerken in Drenthe staat een haan op de toren. Rolde en Assen (Abdijkerk) kennen een bazuinende engel, een paard wordt gevonden in Gieten en Peize, een turfspade in Hollandscheveld en een ster in Roden. Ook rechthoekige vanen komen voor. In Roderwolde is daarin het stichtingsjaar van de kerk (1831) uitgesneden. Roswinkel kent een vaan met een uitgesneden, op zijn punt staande ruit, en een achtpuntige ster in een uitgesneden cirkel. De rechthoekige vanen van de hervormde kerken van Coevorden en Veenhuizen vertonen slechts randversieringen.