Fonds, waaruit de vicaris, een priester, werd betaald om tot in lengte van dagen de H. Mis te lezen voor het zielenheil van de stichter(s) en zijn familie. Daartoe werd een bijaltaar in de kerk opgericht. Het fonds bestond meestal uit stukken land.
De inkomsten (uit pacht) van een vicarie werden besteed ad pios usus - vrome doeleinden - bijv. voor de armenzorg, voor de kosterij of voor de opleiding van arme priesters. Na de Reformatie kwamen de vicarieën ten goede aan de predikant en aan de bovengenoemde vrome doeleinden.