Laden van turf in turfpramen en -schepen, startte in het najaar.
Gebruikelijk was dat de schipper voor eigen rekening in de veenderij de turf van zijn gading kocht van de vervener. Ook voor het laden diende hij zelf te zorgen. Daartoe schakelde hij veenarbeiders met hun families in die in de veenderij woonachtig waren. Kinderen stapelden de turven van de vuren op de kruiwagens; mannen reden deze naar de wijk en over een smalle plank aan boord van het schip; vrouwen stouwden de turven aan boord. In het ruim van het schip kon volstaan worden met het gelijkmatig verspreiden van de turven. Een belangrijk deel van de lading werd echter bovendeks vervoerd en moest daar met deskundigheid in verband gelegd werden. Dit noemt men het loegen en stoegen, dat ervoor moest zorgen dat de lading op open water niet ging schuiven. Veenarbeidersvrouwen waren in dit loegen vaak zeer bedreven. Zie ook: Turfvaart.