Begrip

Tekenschool

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Van Hemmen

Instelling voor theoretisch technisch onderwijs dat in de avonduren werd gegeven. Anders dan de industriescholen waren de tekenscholen vooral gericht op de bouwkundige beroepen, waarbij het tekenonderwijs centraal stond.

De eerste tekenscholen dateren uit de eerste decennia van de 19e eeuw en werden opgericht en in stand gehouden door met name plaatselijke afdelingen van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Of er toen ook al tekenscholen in Drenthe waren, is niet goed te achterhalen. De tekenscholen beperkten zich toen nog tot de grotere stedelijke kernen. In de periode 1841-1860 breidde het aantal scholen zich echter sterk uit. Ook Meppel kende een Teekenschool voor de bouwkunde.

De Wet op het Middelbaar Onderwijs van 1863 introduceerde de burgeravondschool, die zich op dezelfde doelgroep richtte als de tekenscholen, namelijk jonge mensen uit de arbeiders- en ambachtsstand. De Asser burgeravondschool, die in 1869 met de industrieschool was samengegaan, werd geen succes; het lesprogramma met algemeen vormende vakken was te weinig op de praktijk van het beroep gericht en daardoor niet aantrekkelijk voor jongeren uit de ambachtsstand. De school werd in 1874 opgeheven en in 1876 kwam er een teken- en rekenschool voor in de plaats, opgericht door de particulier onderwijzer H. Russcher. Maar opnieuw dreigde het tekenonderwijs te verdwijnen toen de school weer werd samengevoegd met een school voor algemeen vormend onderwijs, de herhalingsschool.

 De tekenscholen kregen met name betekenis in hun rol in de opleiding volgens het leerlingstelsel, een vorm van niet-schoolsgewijze opleiding in de praktijk van het bedrijf. De organisator van het leerlingstelsel, de Vereeniging tot Bevordering van het Ambachtsonderwijs in Drenthe, richtte vanaf 1893 op verschillende plaatsen in Drenthe vak-tekenscholen op, waar de jongens een theoretische aanvulling kregen op het praktijkonderwijs dat ze overdag onder toezicht van de patroons in de bedrijven ontvingen. Aanvankelijk was er veel kritiek op deze opleidingsvorm. Er zou weinig verband bestaan tussen het theoretisch onderwijs dat de jongens op de tekenscholen ontvingen en het praktijkonderwijs in de bedrijven. De integratie tussen het theoretisch tekenonderwijs en het praktijkonderwijs verbeterde toen er in 1900 leerplannen werden ingevoerd waarnaar de patroons zich konden richten. De ambitie en ijver van de leerlingen was er echter niet minder om. De Vereeniging prees de indrukwekkende prestaties van de jongens, die duisternis, weer en wind en moeilijk begaanbare wegen trotseerden om het onderwijs te kunnen volgen.

Het onderwijsverslag uit 1900 vermeldt voor dat jaar zeven tekenscholen, verspreid over Assen, Zuidlaren, Gieten, Borger, Smilde, Hoogeveen en Beilen. Tien jaar later, in 1910 was het aantal tekenscholen toegenomen naar 24 en in 1920 telde Drenthe 28 scholen. Daarna lijkt een lichte daling in te zetten, zodat er gedurende het schooljaar 1928-1929 nog twintig scholen over waren. Deze daling hield wellicht verband met het feit dat het ambachtsonderwijs in Drenthe inmiddels van de grond kwam. De functie van de tekenscholen veranderde. Het tekenonderwijs was, in combinatie met het praktijkonderwijs in het bedrijf, bedoeld voor die jongens die om wat voor reden dan ook niet in de gelegenheid waren een dagambachtsschool te bezoeken.

Het schoolgeld varieerde van niets tot 5 à 6 gulden per jaar. In Emmen kon het schoolgeld oplopen tot 15 gulden per jaar en ook in Dalen kon het schoolgeld 14 gulden bedragen. Andere scholen, zoals die van Assen, Coevorden, Gieten en Hoogeveen hanteerden een schoolgeld van rond de 10 gulden. In Emmer-Compascuum en in Ruinen hoefden ouders niet meer dan f 2,50 te betalen.

De verschillen in lesgeld hield verband met de variatie in onderwijsprogramma's. De scholen in de grotere plaatsen kenden een uitgebreid lesprogramma met een opleidingsduur van vijf jaar. In kleinere plaatsen duurde de opleiding drie jaar. De avondvakschool van Emmen kende een uitgebreid lesprogramma met tekenvakken, rekenen, meetkunde en natuurkunde, werktuigkunde, stoomwerktuigkunde, kennis van motoren en elektriciteitsleer. Hier werden ook praktische vakken aangeboden en er was een cursus voor kleermaken aan de tekenschool verbonden. De avondtekenschool van Hoogeveen kende ook een uitgebreid vakkenpakket, naast de tekenvakken als rechtlijnig tekenen, rondschrift, vaktekenen, handtekenen en ornamenttekenen stonden op het lesrooster ook vakken als werktuigkunde, kennis van gereedschappen en werktuigen, materialenkennis, constructieleer, stoomwerktuigkunde, kennis van motoren, elek-trici-teitsleer en algemeen vormende vakken als Nederlandse taal, boekhouden, aardrijkskunde en geschiedenis. Ook avondtekenscholen in Assen en Meppel kenden zo'n uitgebreid lesprogramma. Kleinere scholen, zoals die van Eelde, Gieten, Zuidlaren, Tynaarlo, Nieuw-Buinen, Nieuw-Amsterdam, Nieuw-Weerdinge, Ruinen, Klazienaveen of Diever-Dwingelo concentreerden zich hoofdzakelijk op enkele tekenvakken. [Van Hemmen]

Literatuur

  • Lit.: G. Lenderink, 'De Asser Ambachtsschool. Van gedachte tot school', Asser Historisch Tijdschrift 11 (december 2001)
  • H.P. Meppelink, Technisch vakonderwijs voor jongens in Nederland in de 19de eeuw. Een sociografisch onderzoek inzake structuur en uitbouw (Utrecht 1961)
  • Gras, Geschiedenis Assen.