Begrip

Sleedoorn

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Lat.: Prunus spinosa, Dr.: Slieken, Sleien, Effiesboom, Bekkentrekker, Kwetse 

Sterk stekelige struik uit de kersenfamilie met een voorkeur voor vrij vochtige, matig voedselrijke bodems. Sleedoorn vormt ondoordringbare struwelen aan bosranden en in singels en houtwallen. De soort komt vooral voor op de flanken van beekdalen, op keileem en in de potkleigebieden. Sleedoorn vormt een belangrijke soort bij natuurlijke bosvorming in begraasde gebieden, aangezien boomsoorten zoals eiken binnen de stekelige struwelen de kans krijgen uit te groeien tot bomen. Bekende gebieden met omvangrijke struwelen zijn de dalen van het Anloerdiepje, Scheebroekerloopje en de Westerborkerstroom. In het voorjaar bloeit sleedoorn uitbundig met helder witte bloemen. In het vroege najaar vormt de struik wrange pruimpjes (bekkentrekkers), die na de vorst gebruikt kunnen worden voor jam e.d. De soort wordt veel aangeplant in nieuwe ruilverkavelingbeplantingen

Literatuur

  • Lit.: Werkgroep Florakartering Drenthe, Atlas van de Drentse flora (Assen 1999)
  • N.C.M. Maes en C. Röverkamp, Oorspronkelijk inheemse houtige gewassen in Drenthe, een onderzoek naar autochtone genenbronnen (Assen 1997).