Teelt van gewassen op rijen, hetgeen de boer in staat stelt het onkruid te bestrijden door middel van schoffelen (of wieden) tussen de rijen.
Vermoedelijk in de Veenkoloniën rond het midden van de 18e eeuw geïntroduceerd - volgens overlevering door doopsgezinde vluchtelingen afkomstig uit de Duitse Palts. Daarmee had het gebied de primeur voor Nederland. Juist in de veenkoloniale landbouw vereiste de onkruidbestrijding veel aandacht omdat als gevolg van de hier gebruikelijke intensieve bemesting met compost de akkers sterk met onkruid vervuild waren.
Als gereedschap gebruikte men een zaaihoorn, oorspronkelijk een echte runderhoorn, waarmee het zaad in voren werd gezaaid die tevoren met behulp van een zogenaamde 'gotenjager' getrokken waren. Omstreeks 1780 kwamen er blikken zaaihoorns in gebruik. Aan het begin van de 19e eeuw werd rijenteelt in dit gebied algemeen toegepast bij zomergranen (zoals boekweit en haver), bonen en aardappelen. Aanvankelijk gebeurde het schoffelen handmatig; vanaf 1860 kwamen er zowel zaai- als schoffelmachines beschikbaar en werd het telen van gewassen op rijen uitgebreid.