Tijdens WO II namen de luchtstrijdkrachten een belangrijke plaats in de oorlogvoering in. Vliegtuigen maakten op grote schaal bombardementen mogelijk op doelen in vijandelijk gebied, maar ook droppings van mens en materieel. Om de zoveel mogelijk 's nachts vliegende geallieerde bommenwerpers te kunnen onderscheppen, zetten de Duitsers de zogenaamde Nachtjagd op. Met behulp van radar- en radiopeilapparatuur spoorde men de geallieerde vliegtuigen zo vroeg mogelijk op, om deze daarna te bestrijden met eigen jachtvliegtuigen, die met behulp van deze apparatuur naar het vijandelijke vliegtuig geleid werden.
In Nederland werden op grote schaal dergelijke radar- en radiopeilstations gebouwd. Zo heeft in Drenthe even ten noorden van Ten Arlo (vlakbij het werkkamp) ook een dergelijk radarstation gestaan, bestaande uit een kampement van stenen barakken, een bunker en een drietal radars. Twee van deze radars waren van het zogenaamde Würzburg-Riese type. Enkele restanten ervan zijn nog aanwezig.