Begrip

Literatuurgeschiedschrijving

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Nijkeuter

De Drentse (streektaal)literatuur heeft tot op heden weinig aandacht gekregen van de Nederlandse literatuurhistorie en de literatuurcritici. In Drenthe zijn na WO II aanzetten gegeven tot het bestuderen van de eigen literatuur. Lammert Braaksma schreef in 1949 het artikel 'Auteurs in Drents dialect', dat opgenomen werd in Zwerven door Drenthe. Het land der hunebedden (1949). Zoals de titel aangeeft, beperkte Braaksma zich tot de streektaalliteratuur. In 1951 verscheen deel twee van de door Jan Poortman geredigeerde bundel Drente, een handboek voor het kennen van het Drentse leven in voorbije eeuwen. Zelf droeg hij het artikel 'Van literatuur over Drente tot Drentse literatuur' bij. Hierin besteedde hij vooral aandacht aan de bekende werken van de oudere schrijvers. Nieuwe vondsten presenteerde hij niet; voor wat de jongeren betreft volstond hij met een korte en summiere opsomming. Poortman publiceerde van 1952 tot 1953 in de Meppeler Courant artikelen over Drentse (en Nederduitse) schrijvers. Deze essays werden in 1954 bij Boom gebundeld als Drents geestesleven, een bloemlezing uit de Drentse literatuur. Zij geven eveneens een beknopt en selectief overzicht van een aantal oudere Drentse schrijvers.

Jan »Naarding schreef in 1954 voor de Provinciale Drentse en Asser Courant een artikel getiteld 'De ontwikkeling van de Drentse letterkunde', waarin hij deze laat beginnen met de 17e-eeuwer Johan Picardt. De periode na Picardt tot aan de Podagristen noemde hij 'onaangetast'. Als belangrijkste vertegenwoordigers van de Drentse literatuur - door Naarding aangeduid als 'Drenthe (of Drenten) in de Nederlandse literatuur' - noemde hij Anne de Vries, Ben van Eysselsteijn en Jan Fabricius.

In 1964 trad H. Entjes, in zijn bijdrage 'Streektaalliteratuur in Oost-Nederland' aan de bundel Oostnederlands, in het voetspoor van Braaksma met een beknopt, chronologisch overzicht. Daarin heeft hij bewust niet naar volledigheid gestreefd; zijn selectie moest vooral het begrip streektaalliteratuur helpen definiëren. In het kader van de Drenthe Colleges hield G. Kuipers op 28 oktober 1965 een lezing, getiteld 'De Drentse literatuur'. Daarin gaf hij - uiteraard - een globaal overzicht van dit onderwerp. Hij begon zijn overzicht bij Picardt, maar was wel van mening dat het - literair bezien - pas rond 1800 in Drenthe begon te dagen. Vele van de door hem besproken auteurs komen terug in zijn bloemlezing Drente's erfgoed, die in 1978 bij Pet te Hoogeveen verscheen. In alfabetische volgorde behandelt hij hierin 36 schrijvers uit de afgelopen drie eeuwen. Niet onverwacht levert de periode voor 1800 weer een schrale oogst op. Anders dan Entjes en Poortman bespreekt hij geen (toen nog) levende auteurs. Zijn opzet was de lezers 'enigszins wegwijs te maken in de doolhof van de Drentse literatuur'.

In 1966 verscheen de bloemlezing Dichtersriege, keur oet Drentse gedichten van 1900-1966 (Van Gorcum te Assen), door Hans Heyting en Roel Reijntjes samengesteld voor de Drentse Schrieverskring. De samenstellers hebben het aangedurfd, werk van recente datum te kiezen. De nieuwste gedichten tonen aan dat er in de toen afgelopen zes decennia eigenlijk niets veranderd is; noch de inhoud, noch de vorm. Nog steeds tiert daarin de romantiek welig.

Marga Kool leverde in 1982 het hoofdstuk 'Schrijven in Drenthe' voor de bundel Het land der letteren. Een jaar later publiceerde Gerard Nijenhuis de bloemlezing Mandielig, die eigentijdse en oudere poëzie bevat. Vooral de gedichten van Hans Heyting en Marga Kool wijken qua vorm en inhoud af van de traditionele Drentse dichtkunst. Bij beiden is invloed van de moderne Nederlandse dichters ('Vijftigers') aanwijsbaar.

Het duurde tot 1990 voordat er weer een overzicht van de Drentse literatuur verscheen. Ditmaal was het Gerard Nijenhuis die de naoorlogse streektaalliteratuur beschreef in de bundel Dialectliteratuur. Balans en perspectief van de Moderne Streektaalletterkunde in Oostnederland en Nederduitsland. Een bundel studies (tegelijkertijd uitgegeven als speciaal nummer van de Driemaandelijkse Bladen). Drie jaar later verscheen Drèentse Schrieverij van S. Boerma en R. Broersma. In deze studie wordt nauwelijks - alleen schetsmatig - aandacht aan de 19e eeuw besteed. Het accent ligt op de naoorlogse periode. Tegenover dit manco staat de verdienste dat het de eerste Drentstalige literatuurgeschiedschrijving is.

In 2001 promoveerde Henk Nijkeuter op het proefschrift De "pen gewijd aan Drenthe's dierbren grond". Literaire bedrijvigheid in de Olde Lantschap, 1816-1956. De promovendus is de eerste die een uitgebreid literair naslagwerk heeft samengesteld. In deze studie hanteerde hij voor het begrip 'Drentse literatuur' ruimere criteria. Uit deze studie blijkt dat de meeste Drentse auteurs overwegend in het Nederlands schreven. Ook Drentse thema's beschreven door niet in deze provincie geboren auteurs, rekent hij tot de Drentse literatuur. In vier perioden worden behalve schrijvers van proza, poëzie en toneel ook tijdschriften, uitgevers, bibliotheken, media, leesgezelschappen en rederijkerskamers besproken. 

Literatuur

  • Lit.: Nijkeuter, Drentse literatuur.