Begrip

Huwelijksrecht

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Brood

Geheel van regels die bepalen wie met elkaar mogen trouwen en aan welke voorwaarden een huwelijk moet voldoen.

Vóór 1598 golden in Drenthe de regels van het canonieke recht (de wetgeving van de Katholieke Kerk). Na de invoering van de Hervorming (1598) werden nieuwe regels ingevoerd die werden vastgelegd in de Drentse Kerkorde (1638). De predikanten waren als enigen bevoegd tot het sluiten van huwelijken. Voor de regels over wie met elkaar mochten trouwen, sloot men aan bij het canonieke huwelijksrecht. Afkondiging moest geschieden op drie achtereenvolgende zondagen in de kerk. Een vrouw mocht na het overlijden van haar man niet trouwen binnen negen maanden. De verloving, trouwbeloften genaamd, had rechtsgevolgen. Niet-nakoming van de trouwbeloften kon tot een vordering voor de rechter leiden. Huwelijkstoestemming was vereist bij minderjarigheid van bruid en bruidegom. Wie dus jonger dan 25 was, had 'expresse toestemminge' nodig van de ouders of voogden. Opmerkelijk is dat het landrecht van 1712 de bepaling kende dat ouders hun kinderen, jonger dan 25 jaar, niet mochten uithuwelijken 'buiten derzelver onbedwongene wille'.

De inlijving van Nederland bij het Franse keizerrijk zorgde in 1811 voor een huwelijksrecht zonder kerkelijke bemoeienis en de invoering van een verplichte registratie, de burgerlijke stand. Vanaf 1814 valt het huwelijksrecht onder het Nederlandse burgerlijke recht. Daarnaast stelden de verschillende kerkgenootschappen zelf regels voor een kerke-lijk huwelijk. Het huwelijk had twee belangrijke gevolgen. Ten eerste kwam de vrouw nu onder de voogdij van haar man en kon zij alleen met toestemming van haar echtgenoot rechtshandelingen verrichten. Ten tweede was er een nieuwe situatie met betrekking tot de goederen van de beide huwelijkspartners. In het huwelijksgoederenrecht staan de wettelijke bepalingen betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk voor de echtgenoten. Zonder afspraken tussen beide partijen voorafgaand aan het huwelijk trad na de voltrekking algehele gemeenschap van tegenwoordige en toekomstige goederen in. Wanneer partijen een andere afspraak wilden, maakten zij huwelijksvoorwaarden op, die werden verleden voor een notaris.

In het Drentse landrecht, dat tot 1809 gold, vertoonde het huwelijksgoederenrecht grote gelijkenis met het erfrecht. Bij veel huwelijken werd schriftelijk vastgelegd welke gevolgen het huwelijk had voor het tegenwoordig en toekom-stig beheer van de goederen. Dat toekomstig beheer kon zich ook uitstrekken tot na het overlijden van de huwelijkspartners. Immers, in veel contracten stonden bepalingen over welke goederen in de huwelijksgemeenschap zouden vallen en welke niet, welke goederen aan de familie van de bruidegom of bruid zouden terugvallen bij kinderloosheid enz. De regeling van het huwelijksgoederenrecht was dus van invloed op de toekomstige vererving van goederen die bruid en bruidegom ten huwelijk aanbrachten of tijdens hun huwelijk verwierven. Welk huwelijksgoederenregime de huwenden ook kozen (dus met of zonder huwelijksvoorwaarden), het bepaalde hoe dan ook hoe hun goederen later, na hun overlijden, verdeeld werden. [Brood]