Begrip

Eet- en drinkcultuur

reageer

Uw reactie

Wij zijn altijd opzoek naar reacties om de kennisbank van Drenthe uit te breiden. Wanneer u een correctie wilt doorgeven of een lemma wilt aanleveren voor de Drentse encyclopedie dan kunt u onderstaand formulier gebruiken. Ontroerende anekdotes bij een lemma of anderszins bijzondere verhalen worden niet als zodanig opgenomen in de encyclopedie. Deze reacties zullen derhalve niet in behandeling worden genomen.

Kuipers

Op het gebied van eten en drinken kenden we in Drenthe diverse eigenaardigheden. Soep werd hier vroeger bijv. gegeten na de hoofdmaaltijd, die uit aardappelen, vlees (of spek) en groente bestond. Als soepvlees werd schapenvlees gebruikt. Toen de aardappel hier omstreeks 1850 als volksvoedsel op tafel kwam, was dit een hele verandering in het 'potkoken'. Voordien vormden bonen, erwten en kapucijners - ook rijst - de hoofdschotel voor de warme maaltijd. Een zondagsmaal van kapucijners met spek en brij of stevige pudding na was nog niet zo heel lang geleden heel normaal. In Dalen at men soep met als hoofdbestanddelen witte bonen, worst, prei en spekzwoerd. Deze soep werd gegeten als de laatste aardappelen gerooid waren, na de stamppot van witte kool met spekvet.

In de slachttijd werd stip-in-de-pan gegeten; dit is een stukje bloedworst gestipt in een pan met heet vet. Stip-in-'t-gat (potstroop) was een stijf mengsel van boekweitenmeel met kokende melk. Het werd geserveerd op een platte schaal met een kuil in het midden van dit mengsel, met heet spekvet en stroop. Telkens werd een hap in de kuil gestipt. Jan-in-de-zak bestond uit gort met rozijnen en krenten, gekookt in een linnen zak. Het werd gegeten met een sausje van stroop, bouillon, worst en vlees. Stip was gesmolten vet, half reuzel en half rundvet, soms gesmolten boter. Stip werd in een 'stippottien' midden in de schaal met aardappelen geplaatst. Elke eter doopte met zijn vork een stuk aardappel in de stip. Een taalgrapje gaat: Wat vrömd, ze schrieft van jus, ze zegt sjuu en ... 't is stip.

Allen die zwaar werk moesten doen, zoals maaiers, hooiers en dorsers, kregen veel pannenkoeken te eten. Voor elke eter werd een ei door het beslag geroerd. Voor spekpannenkoeken werden plakjes spek met het beslag meegebakken. Proemenkreuze is gedroogde gort met blauwe gedroogde pruimen of rozijnen.

Het dagelijkse maal was vroeger in deze streek eenvoudig, maar voedzaam en zeker toereikend. De aardappel werd eertijds gezien als voedsel voor de minder daadkrachtigen. Ze moesten daags tevoren geschild worden, zodat 's maandags geen aardappelen werden gegeten; schillen op zondag hoorde niet. Op maandag werden pannenkoeken of erwten gegeten. Bij de aardappelen werd weinig groente gegeten; wel rapen, wortelen, knollen en kool. Soep moest zo stevig zijn dat de 'slief' (opscheplepel) er rechtop in bleef staan. Om de maaltijd wat feestelijk te maken, werd bij elk bord wel een apart schoteltje met gekookte, gedroogde appeltjes geplaatst. Een dagmenu van een Drentse boer kon er als volgt uitzien: - 's morgen voor het melken: een snee eigen gebakken brood met koffie, - tegen 10 uur: brood (stoet) met koffie, - om 12 uur: middagmaal, - om 15 uur: (opgewarmde) koffie met brood, - 's avonds: brood met smolt of boter, roggebrood met stroop, koffie, - voor het naar bed gaan: een bord brij.

Naast specifieke eetgewoonten, kende Drenthe ook eigenaardigheden wat drinken betrof. Wanneer de laatste aardappelen gerooid waren, werd in bepaalde streken van Drenthe chocolademelk gedronken. Ook wel zelvemelk of saliemelk: warme melk waarin saliebladeren waren gekookt. Wanneer koffie werd gedronken en men had genoeg gehad, dan werd het kopje omgekeerd op het schoteltje gelegd. Werd toch nog gevraagd of men nog een kopje wilde, dan was het vaak verleidelijk om 'ja' te zeggen. Het kopje werd dan omgekeerd met 'Nou, toe dan maor; 't lop er nog dun deur'. Dit werd dan een 'neugelkoppie' genoemd. Had men veel haast en de koffie was heet, dan werd deze in het schoteltje gegoten en daaruit gedronken. Ook werd het lepeltje wel rechtop in het kopje gezet, ten teken dat men genoeg had gedronken.

Bij een koffie- of theevisite werden koekjes niet uit een trommeltje of van een schaaltje gepresenteerd. De gastvrouw legde voor elke gast apart een stuk of zes, zeven koekjes op een schoteltje. De gast liet dan altijd één of twee koekjes liggen; als alle koekjes werden opgegeten, zou dat een teken zijn dat de gastvrouw niet royaal genoeg was geweest, wat een belediging was. Van iemand die erg zuinig was wat eten en drinken betrof, werd gezegd: 'Den is zo zunig, den kan wal soep koken van een wostepruun'. Bij hoogtijdagen hoorden specifieke eet- en drinkgewoonten, zie: Bruiloft, Begrafenis; Geboorte; Nieuwjaar; Oudjaar; Slacht

Literatuur

  • Lit.: G. Kuipers, Vroeger volksleven in Drenthe (Zuidwolde 1999).