(Brussel 1760 - Brussel 1821) Militair.
Werd na de Franse inval van 1795 'Lieutenant Général au service de la Hollande' en bevelhebber van de Franse troepen in Drenthe, Groningen en Friesland. Vestigde zich in 1797 op het landgoed Lemferdinge in Paterswolde. Met de benoeming van Lodewijk Napoleon in 1806 tot koning werd Dumonceau lid van de generale staf, staatsraad en ten slotte maarschalk van Holland. Daartoe vestigde hij zich met zijn gezin in Amsterdam. De inlijving van de Bataafse Republiek bij het Keizerrijk betekende een positieverslechtering voor Dumonceau; via Parijs en Maastricht belandde hij als garnizoenscommandant in het Noord-Franse Mézières. Napoleon verleende hem wel de titel 'Comte de Bergendael' en enkele revenuen uit bezittingen uit de omgeving van Sienna, maar Lemferdinge moest wegens geldgebrek worden verkocht. Na de val van het Keizerrijk werd de oud-generaal lid van de Tweede Kamer namens Zuid-Brabant.